Rotterdam is kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering en de gevolgen raken iedereen in de stad. Aan de hand van zes klimaatthema’s: extreme neerslag, droogte, hitte, grondwaterfluctuatie, bodemdaling en overstroming werken we aan het minimaliseren van de nadelige (toekomstige) gevolgen van klimaatverandering.
Om extreme neerslag het hoofd te kunnen bieden is het algemeen uitgangspunt dat tenminste 50mm van al het hemelwater binnen het plangebied opgevangen en vastgehouden dient te worden. Daarnaast kan er ook extreme droogte en hitte ontstaan in een gebied. Om de droogte tegen te gaan zullen maatregelen moeten worden genomen zodat nadelige gevolgen worden tegengegaan. Vervolgens zal de bebouwing tijdens hitte een koele, gezonde en aantrekkelijke plek zonder nadelige gevolgen voor de omgeving eromheen zijn. Aangezien ook het aantal droge zomers naar verwachting tot 2050 verder toe zal nemen kan lokaal de grondwaterstand hierdoor uitzakken. Hierdoor zal de inrichting en de bouw afgestemd moeten worden op de lokale grondwaterstand en de fluctuaties daarin.
Bodemdaling zorgt daarnaast voor extra kwetsbaarheid bij wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. De nadelige effecten van bodemdaling worden zoveel mogelijk voorkomen en het door de gemeente bepaalde uitgiftepeil wordt aangehouden.
Om overstroming tegen te gaan zal buitendijks ‘hoog genoeg’ gebouwd dienen te worden volgens het uitgiftepeilenbeleid buitendijks. Nieuwe ontwikkelingen achter de dijken worden zo veel mogelijk uitgevoerd op een wijze dat de overstromingsrisico’s niet toenemen.
Door grote variatie in de ondergrond en stedelijke typologie verschilt de klimaatadaptatieopgave per gebied – elke plek in de stad vraagt om passende maatregelen.
De bouwopgave zorgt voor verdichting van de stad en drukt op het beschikbare groen. Om de leefbaarheid te verbeteren wordt tot en met 2022 20 hectare extra groen toegevoegd aan het stedelijk weefsel. Daarnaast wordt gekeken hoe divers en klimaatbestendig groen en een gezonde bodem kan bijdragen aan de biodiversiteit. De inrichting is in overeenstemming met het natuurdoeltype. Ontwikkelingen versterkten de ecologische biotopen en/of verbindingszones. Voor nieuwe gebouwen geldt dat ze natuurinclusief worden ontworpen. Voor een aantal aandachtsgebieden wordt bovendien geadviseerd een de stadsecoloog te betrekken, voor overige gebieden wordt altijd geadviseerd ecologisch advies in te winnen, maar hier kan het ook advies worden gegeven door een extern adviesbureau. Zo behouden we de bijzonder flora en fauna in de stad.
Per gebiedstype in Rotterdam is inzichtelijk gemaakt wat de aandachtspunten zijn met betrekking tot flora en fauna waar in de ontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. Hiertoe wordt de gebiedsindeling van de Rotterdamse stijl gehanteerd.
Door klimaatverandering valt er nu meer neerslag met een hogere intensiteit in kortere perioden. Dit neemt in de toekomst toe. Hevige neerslag kan tot problemen in de stad leiden, omdat de riolering niet al het regenwater direct kan afvoeren en het water onvoldoende geborgen kan worden op straat, in de singels en op groene plekken. Dit kan tot overlast of zelfs schade leiden. Met name versteende en dichtbebouwde wijken zijn kwetsbaar voor wateroverlast. Om deze wateroverlast te verminderen en de begaanbaarheid van wegen te waarborgen zullen er maatregelen moeten worden getroffen.
Meer informatie is terug te vinden in de Flyer Waterberging bij nieuwbouw.
Het grootste deel van Rotterdam kan overstromen door extreem hoge waterstanden op zee, de rivieren en/of regionale wateren. Bij een zeer extreme overstroming kunnen laaggelegen gebieden onder water komen te staan, echter is door de sterke dijken die de stad beschermen de kans dat dit gebeurt heel erg klein is. Om de veiligheid van deze dijken te kunnen borgen zijn wettelijke beperkingen ingesteld. Hierdoor is het bouwen in, op of rondom een dijk niet zomaar mogelijk. De Waterschappen beheren de dijken en er is altijd een vergunning van het Waterschap nodig als de schop in de grond gaat in of rondom een dijk. Betrek hen dan ook zo vroeg mogelijk in het proces voor een goede samenwerking.
Door historische afgraving van veen ontwatering en inklinking liggen de polders inmiddels onder zeeniveau. Dit kan gevolgen hebben voor toekomstige ontwikkelingen. Om dit te voorkomen wordt het uitgiftepeil aangehouden. Dit uitgifte peil is een theoretische maaiveldhoogte waarmee gewaarborgd kan worden dat ruimtelijke ontwikkelingen geen ongewenste gevolgen voor het oppervlaktewater, riolering en grondwater hebben.
Het uitgiftepeil bij nieuwbouw en herstructureringsgebieden wordt bepaald met de vuistregel “waterpeil in de singel (peil volgens peilbesluit) + 1,20 m”. Het uitgiftepeil dat uit deze berekening volgt, wordt het wenspeil genoemd. De 1,20 meter is dan de drooglegging.
Voor de bestaande bebouwde omgeving wordt veelal een drooglegging van 1,00 meter gehanteerd, omdat anders niet goed aangesloten kan worden bij de bestaande bebouwde omgeving. Dit betekent dat op veel plaatsen in de stad de tegenwoordig gewenste drooglegging van 1,20 meter niet wordt gehaald. Dit vergt een maatwerkaanpak voor het bepalen van uitgiftepeilen voor herstructureringen en vervangende nieuwbouw.
Doordat beweegbare bruggen zijn gemaakt van staal kunnen deze door het warme weer uitzetten. Het gevolg is dat de brug niet meer open of dicht kan waardoor het wegverkeer en/of scheepvaartverkeer grote problemen kan ervaren. Bestaande beweegbare bruggen worden daarom op warme dagen gekoeld met water waardoor het uitzetten deels wordt voorkomen. Aangezien dit arbeidsintensief is wordt bij het ontwerp van nieuwe bruggen dan ook alvast rekening gehouden met dit probleem.
De komende jaren zullen er vaker langere droge perioden aanbreken. Hierdoor zal de grondwaterstand dieper wegzakken en zal het (openbaar) groen moeilijk aan water kunnen komen. Als gevolg daarvan kan blijvende schade aan het groen ontstaan. Zeker wanneer hitte en droogte gelijktijdig optreden zal er een toenemende vraag naar zoetwater zijn. Tijdens een droge zomer wordt gestreefd naar een optimale verdeling van het beschikbare water.
Projecten in de buurt van buitenzwemwaterlocaties vragen extra aandacht met betrekking tot droogte, omdat hier sprake kan zijn van blauwalg.
Droogte kan in Rotterdam leiden tot overlast of schade door het uitzakken van de grondwaterstand, het uitzakken van het oppervlakte waterpeil of de verslechtering van de waterkwaliteit. De daling van de grondwaterstand kan vanuit het oppervlaktewater worden beperkt al is dit vaak lastig te realiseren. Daarom is het belangrijk om voorzieningen te treffen voor het bufferen van regenwater in droge perioden.
Extra aandacht verdienen gebouwen met houten palen en gebouwen met funderingen op staal. Reden is dat als de grondwaterstand structureel laag komt te staan door droogte ook grotere delen van houten palen soms droog komen te staan. Hierdoor kunnen de palen gaan rotten waardoor de huizen gaan verzakken.
Door klimaatverandering neemt de maximale temperatuur en de tijdsduur van warme periodes toe waardoor het in veel woningen daardoor in de zomer erg warm wordt. Deze hitte kan tot problemen leiden voor de gezondheid, het comfort en de buitenruimte. Om tijdelijke verkoeling te vinden is het daarom belangrijk dat er in de nabijheid van alle woningen koele plekken te vinden zijn. De norm van 300m is daarbij ingesteld, zodat ook bijvoorbeeld kwetsbare ouderen niet te ver hoeven te lopen. Om hittestress tegen te gaan kan men denken aan het vergroenen van gebouwen en de buitenruimte. Maar ook het creëren van schaduw in de buitenruimte en isoleren van de gebouwschil gaan hittestress tegen.
De gebieden tussen de dijken en de rivier worden niet beschermt tegen hoog water. Bij de ruimtelijke inrichting van deze buitendijkse gebieden zal er rekening moeten worden gehouden met het risico op overstromingen. Er is hier gemeentelijk beleid voor wat aangeeft welke minimale uitgiftepeilen er buitendijks gehanteerd worden om het risico te beperken. Het is expliciet een minimaal uitgiftepeil, hoger aanleggen mag en wordt aangeraden vanwege zeespiegelstijging en bodemdaling.
Ecologische kerngebieden en verbindingszones zijn een belangrijk onderdeel van de ecologische structuur van Rotterdam. Belangrijk hierbij is dat de gebieden met natuurwaarden aan elkaar verbonden worden. Kerngebieden zijn locaties met belangrijke concentraties van bijzondere planten- en dierensoorten die kenmerkend zijn voor Rotterdam.
Verbindingszones zijn routes waarlangs dieren en planten, die van groot belang zijn voor de natuur zich kunnen verplaatsen. Via deze routes staan kerngebieden met elkaar en met het landschap rond Rotterdam in verbinding. Door het aanleggen van nieuwe routes of het verbeteren van bestaande routes wordt voorkomen dat soorten geïsoleerd raken van soortgenoten.
Aangezien ecologische kerngebieden en verbindingszones kwetsbaar zijn of een belangrijke rol in het ecologisch netwerk hebben is het in deze gebieden verplicht om een gemeentelijke ecoloog in te schakelen.
In de Natuurkaart Rotterdam is per stedelijke typologie de natuur beschreven. Voor groene daken is het aanbrengen van inheemse (en bij voorkeur biologische geteelde) planten verplicht.