De impact van materialen in de bouwketen in zowel de bebouwde omgeving als openbare ruimte is groot. Het doel van circulair bouwen is om de milieu-impact van materialen en producten te verlagen door (1) het voorkomen en het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen, (2) het verlengen van de levensduur van producten en (3) het toepassen van materialen met een lage milieu- voetafdruk, waaronder hoogwaardig hergebruikte materialen en hernieuwbare materialen.
Bij nieuwe gebiedsverkenningen wordt een waarde-scan gedaan. Dit is een inventarisatie van wat er al in het gebied is en wat behouden kan worden; als product, als materiaal of als grondstof. Slopen en demonteren van bestaande bouwwerken gebeurt op slimme en circulaire wijze. Hierbij wordt gestuurd op waarde-behoud en het beperken van afval. Van de uitkomende materialen wordt bij voorkeur zoveel mogelijk binnen de eigen projecten hergebruikt en anders zo dicht bij de slooplocatie mogelijk.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt met een circulaire strategie ontworpen, gerenoveerd en gebouwd met als doel een flexibel en toekomstbestendig gebouw te realiseren. De ontwikkeling is multifunctioneel, aanpasbaar en veranderbaar voor verschillende gebruiksscenario’s gedurende het gebruik. Demontage en hoogwaardig hergebruik na einde gebruiksduur is mogelijk gemaakt voor relevante gebouwonderdelen en digitaal dusdanig vastgelegd zodat o.a. een demontageplan en relevante informatie voor hergebruik bekend en geborgd is.
In 2030 is circulair de maatstaf in Rotterdam. In de bouw beperken we het gebruik van primaire grondstoffen en zorgen voor zo min mogelijk afval en schadelijke uitstoot. We gebruiken bouwproducten met een langere levensduur en profiteren van sloop. We willen dat afval op den duur niet meer bestaat!
Een materialenpaspoort beschrijft van alle gebruikte materialen en componenten hoeveel er in een gebouw of infrastructuur zijn verwerkt en wat de Milieu Kosten Indicatie (MKI) is van de gebruikte materialen. Een materialenpaspoort biedt onder andere inzicht in:
– Adaptieve gebouwonderdelen, zodat de gebruiksfunctie in de toekomst kan wijzigingen;
– Losmaakbaarheid van gebouwonderdelen, waarin functies met een hoge onderhoudsbehoefte, snelle doorloop of korte levensduur zijn gevestigd.
– Restwaarde van de gebruikte materialen en procesafspraken voor het einde van de gebruiksfase.
Voor gemeentelijk vastgoed is een materialenpaspoort verplicht en voor andere projecten stimuleert de gemeente het. Mogelijke hulpmiddelen bij het opzetten van een materialenpaspoort zijn onder andere het Madaster en de oogstkaart. Het Madaster is een materialenpaspoort/databank, waarin de herkomst, waarde en levenscyclus van het product staan vermeld. Er is een oogstkaart, waarin landelijk staat aangegeven waar er materialen beschikbaar zijn.
Voor gebouwen druk je milieubelasting uit in de Milieuprestatie Gebouwen (MPG). De MPG is een meetmethode om vast te leggen wat de milieuprestatie is van alle materialen die je nodig hebt van grondstof tot aan oplevering van je gebouw. Voor de MPG bestaat een wettelijk eis waarbij de grenswaarde 1,0 is voor kantoren en 0,8 voor nieuwe woningen. Hier wordt op gecontroleerd tijdens de vergunningaanvraag. In sommige projecten vraagt de gemeente een lagere MPG.
De levensduur van gebouwen kan met bewust ontwerp worden verlengd. Belangrijke elementen hierbij zijn vrij indeelbare ruimte, overspanningen, plafondhoogte, draagvermogen en de gevel bepalen voor een belangrijk deel of een gebouw een functieverandering mogelijk maakt.
Door gebouw- of infrastructuuronderdelen demontabel uit te voeren is het in een later stadium eenvoudiger her te gebruiken in een ander project. Ook zorgt dit ervoor dat het bouwproces sneller kan verlopen.
De meeste milieuwinst wordt behaald door zo min mogelijk beton in het ontwerp toe te passen. Voor het beton wat (noodzakelijk) wordt toegepast is het van belang dat dit zo duurzaam mogelijk wordt geproduceerd. Het grootste deel van bouw- en sloopafval bestaat uit beton en steenachtig puin. Daar kun je opnieuw beton van maken. Zo verminder je de milieu-impact die gepaard gaat met de betonproductie uit primaire grondstoffen. Door het gebruik van steenachtig puin (i.p.v. grind) is wel meer cement nodig is om het te binden. Dit vermindert de milieuwinst dus wel. Rotterdam is ondertekenaar van het Betonakkoord. Daarin wordt de ambitie uitgesproken dat alle beton in 2030 dat vrijkomt, wordt hergebruikt.
Om een circulaire economie te kunnen realiseren is het hoogwaardig hergebruiken van materialen en producten belangrijk. Dit hergebruik kan je realiseren door de materialen weer terug in het productieproces te nemen of je kan een product of bouwelement in zijn geheel hergebruiken. Hergebruikt materiaal kan komen uit sloopprojecten waarna het verzameld en opgeslagen wordt in materialen hubs.
Materialenhubs zijn verzamelplaatsen waar materiaal tijdelijk kan worden opgeslagen voor dat het wordt hergebruikt. Niet alle grondstofstromen hoeven in het eigen plangebied terug te komen. Met name de overbruggingstijd tussen sloop en nieuwbouw bemoeilijkt het hergebruiken in het plangebied, waardoor het project onnodig duur of complex wordt. Wel kan je ervoor zorgen dat de materialen uit jouw sloop terecht komen bij een materialenhubs. Ze kunnen in andere projecten worden hergebruikt. Rotterdam stimuleert de opzet en het gebruik van dergelijke hubs.
We streven naar 15 kilogram per jaar per huishouden minder GFT in het restafval. Ongeveer 75% van de woningbouw in Rotterdam is gestapelde bouw. Omdat de hoeveelheid tuinafval beperkt is bij hoogbouw, spreken we over groente, fruit en etensresten (GFE-afval) in plaats van groente, fruit en tuinafval (GFT-afval). Bij gestapelde bouw is vaak te weinig ruimte om GFE gescheiden in te zamelen. We dagen de ontwikkelaar hier wel voorzieningen voor te treffen, zodat het ook in gestapelde bouw eenvoudiger wordt om GFE gescheiden in te zamelen.